Pagina's

maandag 28 november 2011

Zie daar gaat de stoomboot

Vorig jaar was ik één van de gastauteurs tijdens de nocturne voor volwassenen in 'Het Huis van de Sint' in Kortrijk. Mij werd gevraagd een passend slaapkamerverhaal te schrijven met de Sint in de hoofdrol. Net iets voor mij, dacht ik...

- ‘Nee, dit gaat me nu echt te ver!’
Sinterklaas richt zich op en maakt zijn mijter los. Voor de vijfendertigste keer schuurde het schabouwelijke onding over zijn wangen. Het is genoeg geweest. Hij neemt de mijter van zijn hoofd en kegelt hem tegen de wand van zijn slaapkamer. Tegen de muur waar de ingelijste kindertekeningen hangen. Er volgt nog een soort vloek, de sint is tenslotte ook maar een mens. De brave man kan ook eens een boze man zijn.
Waarom moet ik eigenlijk die slaapmijter op, denkt hij kregelig. Omdat hij de kinderen elk jaar weer vertelt dat hij àltijd zijn mijter op heeft? In bad, in bed en op het toilet. Voor elke plaats heeft hij een speciale mijter. De kinderen vinden het prachtig. Niemand die die mijters ooit te zien krijgt. Maar liegen? Dat doet Sinterklaas niet. Mag hij niet.
Kon ik nu maar slapen, denkt hij. Hij woelt al de hele nacht, geen seconde blijven zijn ogen dicht. Hij denkt aan wat hij morgen nog te doen heeft: 16 scholen, 75 warenhuizen, 185 bezoekjes bij kinderen thuis, 35 rusthuizen. Dit jaar kwamen er ook nog de serviceflats bovenop. In negen flatjes wordt hij morgen verwacht. Met zachte speculoos die niet te vreten is, maar die oudjes vinden die fantastisch. Goed voor de tanden die ze niet meer hebben.
Sinterklaas maakt zich ook zorgen om zijn zwartepieten die nu op pad zijn. Ze worden ook een dagje ouder. Het klimmen over de daken, dat valt nog best mee. Ook met de schoorstenen lukt het nog wel. Maar steeds meer van die moderne blokwoningen hebben glazen daken, dat is oppassen geblazen. En zijn trouwste pieten kwamen ook al vaak klagen over de alarmsystemen. Het wordt dringend tijd dat hij werk maakt van die bijscholing veilig inbreken.
Sinterklaas steekt zijn nachtlampje aan. Hij staart naar zichzelf in de zilveren spiegel. Wat ziet hij er oud uit! Het zou flink wat schelen als hij zijn baard kon afscheren. Hij klikt de televisie aan. Oh nee, telefoonspelletjes… Niets voor hem. Stel je voor dat hij het woord vindt en hij de prijs krijgt! ‘Blijf aan de lijn, dan noteren we je naam en adres, mijnheer… Mijnheer wie? Sinterklaas? Haha mijnheer is een grapjas…’ De meisjes zouden hem niet geloven. Even zappen…. Nee, ook de telefoonspelletjes van de meisjes op het andere net zijn niets voor hem.
De sint doet het licht en de televisie dan maar weer uit. Normaal slaapt hij de pannen van het dak. Maar nu doet hij geen oog dicht. Algauw ligt hij weer te woelen. Is zijn baard weer helemaal om zijn hals gesnoerd.
Sinterklaas probeert om er niet langer aan te denken, maar het lukt hem niet. Natuurlijk is het niet die drukke agenda voor morgen die hem uit zijn slaap houdt. Het lukt hem heus wel, zoals elke dag. Natuurlijk zijn het niet de pieten die hem zorgen baren, ook zij worstelen er zich wel door. Maar het is die stoomboot. De ongelooflijk mooie stoomboot die zijn pieten vorige nacht hebben afgeleverd bij dat ettertje in die foeilelijke villa. Toen ze er vorige week op bezoek waren, had de jongen niet van zijn computer willen komen. Voor de sint stond er geen stoel klaar, voor de pieten geen limonade. De sint bleef dan maar wat drentelen rond die computer en vroeg welk spelletje de jongen speelde. En of hij het van Sinterklaas had gekregen.
- ‘Ben je gek’, zei de jongen zonder opkijken. ‘Facebook? Dat krijg je toch niet van de sint. Dat is er vanzelf…’
Toen schoot dat kreng van een moeder in de lach. Sinterklaas probeerde er zich met een lachje vanaf te maken.
- ‘Ah, Facebook, dat is niets meer voor Sinterklaas. Daar ben ik veel te oud voor. En mijn zwartepieten, die hebben daar geen tijd voor. Nietwaar jongens?’
Er kwam geen antwoord. De pieten deden veel moeite om de sint niet aan te kijken en te doen alsof het scherm er niet was.
- ‘En, wat wil je van de sint?’
Zeg maar snel iets, dacht hij, dan ben ik hier zo snel als het kan weer weg.
De rotjongen keek even op.
- ‘Breng jij me maar een stoomboot!’ lachte hij.
En toen kroop hij weer in zijn Facebook.
De sint zat perplex. Die etter, dat rotjoch, dat verwaande kreng vroeg een stoomboot aan Sinterklaas! Niet omdat hij die wou, maar omdat hij toch íets moest vragen. Hoe kan een verwend kind van steenrijke ouders in een poepsjiek huis naar een stoomboot vragen? Hij zei het gewoon om iets te zeggen, dat had de sint wel door. Maar rotjongen zei het wel. En de sint schreef het onder de goedkeurende blik van krengmama in zijn dikke boek.
Die stoomboot zorgt ervoor dat Sinterklaas voor de tweede nacht op rij niet kan slapen. Hij wil die stoomboot niet kwijt. Rotjongen treft geen schuld, hij kon niet weten dat de sint zelf gek is op stoomboten. Naast de Grote Speelgoedzaal in zijn kasteel in Spanje heeft hij een privéspeelplaats. Daar mag alleen hijzelf in. Geen enkele piet heeft de sleutel, ook de opperpiet niet. In zijn speelzaal heeft de sint wel duizend stoomboten staan. Van steen gehouwen stoomarken uit de steentijd, scheepjes van papyrus uit de Egyptische oudheid, perkamenten schuiten uit de vroege Middeleeuwen, houten stoombootjes uit de Moderne Tijd, gietijzeren schepen uit de eeuw van de Grote Nationale Revoluties, plastic bootjes uit het Interbellum, boten van plexiglas uit de postmoderne tijd en bootjes van papier uit zijn kleutertijd. Van elk bootje heeft hij een exemplaar uitgestald, in de grote bewaarkasten tegen de wand heeft hij van alle versies de volledige voorraad opgeslagen. Nooit eerder heeft een kind een stoomboot gevraagd. Oorlogsschepen, indianenprauwen, onderzeeboten: ze gaan vlotjes de deur uit. De sint heeft er ook geen moeite mee om die uit te delen. Maar stoomboten… die zijn voor hem.
Tot rotjongen er één vroeg. Eergisteren had Sinterklaas zeer tegen zijn zin een stoombootje uit zijn privékast gehaald. Hij had er altijd enkele mee als hij rond december naar België kwam. Je wist maar nooit dat een kind een stoomboot vroeg. De sint wilde er niet aan denken, maar het moest wel.
De stoomboot – hij koos die van plastic, rood met zwarte strepen en wat Sinterklaas betrof de lelijkste uit zijn collectie, hij bleef zelfs niet drijven als je in bad zat – verdween onopvallend in de speelgoedzak van de pieten. Geen van hen die er een opmerking over maakte. Of die zei: kijk eens aan, een stoomboot, dat hebben we nooit eerder gehad.
Nu piekert de sint over de boot. Zíjn boot en niet die van rotjongen. Ook al had hij er nog duizenden in voorraad en al waren die allemaal veel mooier dan dat aartslelijke exemplaar in het poepsjieke huis van dat vervelend Facebookjoch.
Weer gaat de sint rechtop in bed zitten. Hij staart een tijdje in de duisternis. Dan ploft zijn vuist op de zachte verenmatras.
- ‘Ik haal hem terug! Ik haal hem verdorie terug, mijn boot!’
Hij knipt het nachtlampje aan en gaat weer liggen. Plots is de onrust weg. Zijn ogen zijn wijd open. Hij moet goed nadenken hoe hij dit aan boord legt. Morgenvroeg moet hij Opperpiet even apart nemen. Hij zal hem vertellen over zijn stoombootcollectie en hoe graag hij die stoomboot bij rotjongen terug wil. Hij kan het natuurlijk niet zelf aan de deur gaan vragen. Stel je voor, krengmama zou hem vast de huid vol schelden. Rotjongen zou zich een breuk lachen. Hij had al niet zo’n hoge dunk van hem en wat kon hem die stoomboot schelen.
Nee, terug vragen kon niet. Opperpiet moest hem persoonlijk weer uit het huis gaan stelen. Als je door de schoorsteen kunt om speelgoed binnen te brengen, kun je het er op dezelfde manier ook weer weghalen. Opperpiet zou mopperen, maar als het erop aankomt, is Sinterklaas de baas. Tegenpruttelen mag, maar een opdracht weigeren niet. Ook al ben je de opperpiet.
Er verschijnt een venijnig lachje op Sints gezicht. Hij is trots op zijn plan. Makkelijk toch? Maar dan is er plots ook wat twijfel. Mag hij het eigenlijk wel doen? De mensen kennen hem als de goede heilige man. Inbreken is geen heilige bezigheid. Maar… rotjongen houdt toch niet van stoomboten. Hij zal hem niet eens missen. En ik zal Opperpiet vragen om iets heel moois in de plaats te geven, bedenkt Sinterklaas. Iets waar rotjongen veel blijer mee zal zijn. Hij weet zelf niet wat, maar zijn pieten zullen wel een leuk idee hebben. Daarvoor zijn ze er toch? En opdracht is opdracht.
Sinterklaas knippert zijn lamp weer uit. Even later is hij verzonken in een diepe slaap en hij droomt van verre reizen naar onbestemde plaatsen.

- ‘Melk…!’
Opperpiet kijkt wat ongerust naar Sinterklaas. Waarom is hij vanmorgen zo kregelig? Aan de ontbijttafel is hij altijd erg goed geluimd. Hij eet zijn koeken, zuigt aan zijn koffie of drinkt zijn melk (nooit chocolademelk!). En dan leest hij fluitend of neuriënd de krant.
Maar vanmorgen niet dus. Er is iets mis met Sinterklaas, weet Opperpiet. En dat twee dagen voor zijn verjaardag.
- ‘Voelt u zich niet lekker, Sinterklaas?’
De sint kijkt hem recht in het gezicht.
- ‘Waarom zeg je dat, Opperpiet? Als er iets met mij scheelt, zal ik het je wel zelf zeggen. Scheelt er misschien iets met jou?’
- ‘Met mij? Euh…nee hoor, met mij is alles prima…’ prevelt Opperpiet. ‘Ik dacht alleen…’
- ‘Vanmorgen hoef jij niet te denken, Opperpiet. Laat dat maar aan mij over. Trouwens, ik wou je eigenlijk…’
Sinterklaas aarzelt. Hij weet niet meer wat hij wou. Deze nacht wist hij het natuurlijk wel. Opperpiet moest voor hem die stoomboot terughalen. Maar vanmorgen toen hij wakker werd, was hij het ineens niet meer helemaal zeker. Hij, Sinterklaas, de goedheilige man, had deze nacht plannen gemaakt voor een inbraak. De politie zou hij wel niet op zijn dak krijgen, daarvoor was Opperpiet een te gewiekste inbreker. Bovendien, zwartepieten mogen toch binnendringen in woningen? Als het maar door de schoorsteen gebeurt, dan laten alerte politieagenten oogluikend begaan. Maar is dit wel goed voor zijn reputatie? Stel je voor dat rotjongen vertelt welke knoeiboel Sinterklaas er bij hem van gemaakt heeft.
- ‘Kan ik soms wat voor u doen, Sinterklaas? Zegt u maar hoor, ik heb de hele dag vrij. Ik verdeelde alle speelgoedplaatsen onder de pieten. En er zijn vier pieten die de hele dag met u meegaan. Zegt u het maar als ik vandaag iets voor u kan doen….’
Sinterklaas richt zijn gezicht op en kijkt zijn trouwste en oudste zwartepiet lang en indringend aan. Er valt een ondraaglijke stilte in de keuken.
- ‘Opperpiet, kom eens bij mij aan de tafel zitten…’
- ‘Zoals u wilt, Sinterklaas…’
De sint wacht tot Opperpiet aarzelend naast hem aan de tafel is komen zitten. Hij kijkt nog even schichtig om zich heen. De andere zwartepieten komen nooit in de keuken, maar je weet maar nooit.
Sinterklaas houdt zijn hand tegen het linkeroor van Opperpiet.
- ‘Jij, beste Opperpiet, moet vandaag helemaal niets voor me doen. Snap je dat? En nu mag je weer van tafel gaan,’ fluistert hij.
Opperpiet kijkt zijn baas verontwaardigd aan.
‘Maar…’ moppert hij.
Sinterklaas geeft hem niet de tijd om meer te zeggen.
- ‘Vandaag – moet – jij – helemaal – niets – voor – me – doen. Dat begrijp je toch?’
- ‘Ja zeker…’
- ‘Wel dan…’
Opperpiet gaat onbegrijpend van tafel weg en begint zwijgend aan de vaat.
Sinterklaas zucht even. Dan verschijnt er een glimlach op zijn gezicht. Nooit eerder voelde hij zich zo opgelucht en blij.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten